Is de Achterhoek in de 17de eeuw, in de tijd dat onze verre voorouders Tonnis te Wiercamp 1 en Berentjen Boeiynck trouwden, een stil, rustig sereen gebied, waar eigenlijk niets bijzonders gebeurde en de rust overheerste? Die indruk zou je krijgen als de veronderstelde naamgever van de Achterhoek mag geloven.
Waar komt dat idee over de Achterhoek en waar komt de naam Achterhoek vandaan?
Dichter en dominee Willem Sluiter (1627-1673) hief een lofzang aan op het eenvoudige plattelandsleven en gebruikte als eerste de naam Achterhoek. “Waer iemand duisent vreugden soek / Mijn vreugd is in dees’ Achter-hoek”. Deze regels over de Achterhoek zijn ook zijn beroemdste. Zijn werk, waarin de geest van de Moderne Devotie doorklinkt, was een paar eeuwen zeer populair. Het is vele malen herdrukt. Sluiter werd geboren in Neede en was in de periode 1653-1673 voorganger in Eibergen. In het plaatselijk museum in Eibergen is een grote collectie over Willem Sluiter. In Zwolle, waar hij een zwager bezocht die arts was, is hij overleden. Hij is begraven in de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle, waar ter herinnering aan hem in 2013 een plaquette aangebracht.
In 1600 was de Tachtigjarige Oorlog nog niet voorbij. Na afloop van het Twaalfjarig Bestand, in 1609 afgesloten tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Spaanse koning, werd de strijd in 1621 weer hervat. Die strijd concentreerde zich in Duitsland tijdens de Dertigjarige Oorlog, die in de streken rond Winterswijk gevoeld moet zijn. Onder meer in Stadlohn vonden er veldslagen plaats.
Tijdens de 80-jarige oorlog ging de strijd om Holland, maar die werd uitgevochten in het oosten van Nederland. Legers, of het nu de ‘Staatsen’ ( de Geuzen of de legers van Willem van Oranje en zijn medestanders) of de Spanjaarden waren, trokken door het boerenland. De legers hadden eten nodig voor de soldaten en haver voor de paarden en het schootsveld moest vrij zijn. Zo verdwenen de met moeite verbouwde gewassen, de dieren werden geslacht, de boerderijen in brand gestoken en de vrouwen verkracht. Het was een burgeroorlog ‘buiten de tuin van Holland’. De rijken in Holland werden in de Gouden Eeuw rijker en buitten zowel de wingewesten overzee als de randgebieden in het oosten uit. De vesting Groenlo wisselde in het begin van de 17de eeuw diverse malen van bezetter. En over het platteland trokken steeds weer de legers. Soms verzetten de boeren zich: in een veldslag bij klooster Sion bij Doetinchem werden 300 boeren gedood. In 1580 was er een boerenopstand die begon in Overijssel maar ook in de Achterhoek navolging kreeg. Vanaf het daadwerkelijk verzet tegen de Spaanse troon waren er voortdurend gevechten en veldslagen waarbij de plattelandsbevolking het meest te lijden had. 2
In een boerengedicht uit het Geuzenliedboek (Den Spaengiaert wil ons hencken / Als wy die Geus bijstaan / Die Geus die wil ons crencken / Als wy by die Spangiaerts gaen ) springt één regel er uit: “Wy souden wel gheern houden stee. Dat is een steeds weerkerend thema. De boeren kozen geen partij, want ze werden door welke partij dan ook, de Staatsen of de Spaansen, onder de voet gelopen. Zij moesten het altijd ontgelden. In 1583 trokken ze op naar Bredevoort, maar werden uiteindelijk bij het Klooster Sion bij Doetichem in de pan gehakt. Ze streden voor het behoud van hun ‘stee’ hun boerderij, hun bestaansvoorwaarde.3
Gewelddadigheden in Kotten
Een kleine eeuw later waren de schermutselingen nog niet voorbij. In de Eerste Münsterse Oorlog trok bisschop Bernard van Galen ( ‘Bommen Berend’) Oost Nederland binnen. In 1665 werden Borculo, Bredevoort en Lochem veroverd. De troepen kwamen via Losser Twenthe binnen, maar er was ook een legertje bij Borken gelegerd die op 21 september bij Winterswijk de grens over trokken en in Kotten aankwamen. Daar hebben ze flink huis gehouden. In 1666 werd de Vrede van Kleef gesloten en ten werd ook de schade opgemaakt. De schade aan boerderijen en woningen werd getaxeerd en er werd ook geïnventariseerd waar er was gemoord, gemarteld en welke gevolgen dat had gehad. Dan blijkt dat de buurtschap Kotten het zwaar te verduren heeft gehad en de grootste schade van alle buurtschappen heeft opgelopen.4 Er zijn 30 woningen beschadigd met een totaal bedrag aan schade van 10.515 gulden en een schade per huis van 351 gulden. “Particuliere schaede als die des kerspels Wenterswick wegen de Bisschoplijcke inquartieronge vant gansse leger, door plunderen, rovender beesten ende peerden, Iemen of Bijen, Saij, karren, waghenss, bedden, linnen, wullen, affgeschattet, gelt, eten ende drinken geleden te hebben, elck en intbesonder bij Manne waerheit verklaeren, met bedlofte den selven schaeden in cass van noth met eede te sullen bevestigen. Blijvende onbereeckent wat haer, het vluchten ende buijten herberg gecost heeft tóircondt desen getreickent binnen Wenterswick den 31 maij 1666”.
Op Gelinck werd de knecht ‘lam geschoten’en op Osinck de knecht ‘noch nit wederom genesen’ en de jongen ‘eenen arm in stucken geslagen’ en invalide gemaakt. Bij ’t Gronde, recht tegenover Weerkamp werd een persoon vermoord, een persoon gemarteld en werd er een invalide. Totaal waren er in Kotten 7 doden te betreuren als gevolg van de inval van de Münstersen.
Op het Weerkamp is ook schade: Jan te Weercamp verklaert sijnen schaeden van den eersten inval wegen beeste ende peerden ende het Bischops leger te zijn meer als 300 — 5
Bij de buren, op Sikkink is de inval ook niet zonder schade voorbij gegaan: (Berendt Sickinck) (verklaert) bij den eersten inval [af] geworden te zijn 14 beesten 3 peerde ende van het leger 7 vercken, huijssgerath, verderfs ven saat ende anders geaestimeert op 660 —
Hendrick Sickinck verklaert sijnen schaeden op 60 —
In 1672 ( het Rampjaar), tijdens de Tweede Münsterse Oorlog kwamen de legers van de Bisschop van Münster nog eens terug en veroverden een groot gebied van Groningen tot Anholt. Op 18 juni werd Bredevoort veroverd.
Hoe kan dominee en dichter Willem Sluiter spreken van een streek waar “iemand duisent vreugden soek”. Hij zocht blijkbaar naar inspiratie in de natuur en vond die ook.
Onrust in het grensgebied
De Achterhoek en zeker ook Winterswijk is door de eeuwen heen verbonden geweest met de grote gebeurtenissen in Europa, juist als grensgebied waar vreemde troepen binnenvielen. Na de Napoleontische Oorlog in 1813 stormden Kozakken door de Achterhoek. Lang deden verhalen de ronde van Kozakken die in de sneeuw tegen hun paard aan lagen te slapen en kaarsvet aten. Ze werden misschien als bevrijders gezien, maar waren door uiterlijk en gedrag ook wel angstaanjagend.
De Winterswijkse buurtschappen werden rond 1845 en daarna ook ernstig getroffen door opvolgende plagen: ziekte in de aardappels en het graan, verzwaarde belastingen voor gewone huishoudens en plagerijen en tegenwerking voor degenen die zich na 1843 hadden afgekeerd van de Nederduits Hervormde Kerk, de Afgescheidenen. Dat waren overwegend kleine boeren en middenstanders. Ze vertrokken massaal naar Amerika. Van de buurtschap Kotten vertrok meer dan een derde van de bevolking en uit Ratum bijna de helft. Boerderijen kwamen leeg te staan en inventarissen waren door het grote aanbod weinig waard. De grote ramp was dat in 1847 het stoomschip de Phoenix op Lake Michigan verongelukte door een brand vlak voordat die haar bestemming Sheybogan, Wisconsin bereikte. Er waren 210 passagiers op de Phoenix waarvan er slechts 41 de ramp overleefden. Van de doden kwamen er 74 uit Winterswijk, waarvan 25 uit de buurtschap Kotten.
In de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal maar was er wel onrust vanwege nachtelijke roofpartijen vanuit Duitsland. De grens was weliswaar afgeschermd met hoog prikkeldraad, maar rovers kwamen er toch door. Mijn moeder vertelde dat er ’s nachts door groepjes boeren een soort buurtwacht werd ingesteld die met een aftands geweer rondliepen tegen het gespuis. Moeder (geboren in 1910) vond het angstig.
Nog in 1920 was er een ‘verboden strook’ langs de grens met Duitsland. Boeren die land hadden binnen die strook van 500 meter van de grens kregen een pas zodat ze hun land konden bewerken. Zo ook opa Abraham Weerkamp. Waar hij toen precies land had binnen 500 meter van de grens is niet duidelijk. Misschien pachtte hij land. Later had hij wel grond in Meddo. Dat lag wel dicht bij de grens.
Tussen de twee wereldoorlogen was er veel politieke beroering; bijeenkomsten en demonstraties van communisten, zoals Gradus Kobus6 en van de opkomende NSB met allerlei manifestaties. NSB-ers vielen burgers aan en na de oorlog werden NSB-ers mishandeld. In de oorlog sneuvelden Winterswijkse soldaten zoals Hendrik Bruntink uit Henxel.7
In maart 1940 werd een foto gemaakt van twee buurjongens die jarenlang met elkaar opgetrokken hadden. Ze woonden elk net aan de andere kant van de grens. Op deze foto, net voor de inval van de Duitsers lachen ze nog. Stemerdink werd niet opgeroepen, hij was onmisbaar op de boerderij. Ter Braak/Terbrack8 sneuvelde in het voorjaar van 1945 bij de Rijnbrug in Wesel. Toen hij in januari 1945 op verlof was hadden zijn buren hem nog aangeboden onder te duiken, maar hij ging terug. (bron: St. Historische Vereniging Kotten)
In 1948 zien we Heini Stemerdink terug bij de grens tussen beide erven. De buren hebben iets te vieren. Hij is er nog, zijn vroegere vriend heeft de oorlog niet overleefd.
Bij bombardementen kwamen burgers om zoals de 11-jarige Bernard te Kulve die omkwam als gevolg van Engelse bombardementen in het Woold of de NSB-wethouder Johan te Winkel en zijn vrouw in de Inslagstraat. Het grote drama was de afvoer van 282 Joden uit Winterswijk, waaronder een aantal vluchtelingen uit Duitsland, naar concentratiekampen. In Winterswijk waren er voor WO2 240 Joodse inwoners. Van hen kwamen er 40 terug. Van hen emigreerden er meer dan de helft. De Duitse bezetters kwam op 10 mei 1940 via Kotten Winterswijk binnen en het einde van de Tweede Wereldoorlog bracht kleine veldslagen tussen de Engelsen en de Duitsers in Miste en het Woold.
Boerderijen gingen in vlammen op. Zoals de Stegge van de familie Wiggers in Miste.9 Bij de aanval van Britse troepen werd hun boerderij verwoest door brand en kwamen de koeien en de schapen om. De familie, waaronder een tweeling van vier jaar, overleefde doordat ze zich schuil hielden in een zelfgemaakte schuilkelder. Een van de tweeling was Sinie Wiggers die later met Wim Jentink uit Ratum trouwde. Zij waren vrienden van Bram en Gerda.
Na de bevrijding bleef de grens nog steeds gesloten. Als er een bruiloft te vieren was werd er geproost door het prikkeldraad.
En controle bleef…
Op zondagmiddag liep ik wel eens met mijn vriendje Wim te Raa over de grens om op het Wenningfeld, een vliegveldje net over de grens in Ratum, naar vliegtuigen te kijken. Het was niet toegestaan om door het bos en over de sloot de grens te passeren en soms lagen er douaniers in de droge greppel en werden we tegengehouden. “Halt! Wohin wolt ihr?”Als straf werden we met een busje dat werd opgeroepen, een stuk in de richting van Vreden gebracht en konden we teruglopen …….. Ongelooflijk kinderachtig. Maar dat was klein leed in vergelijking met de gebeurtenissen in de 17de, 19de en 20ste eeuw rond Winterswijk. Een plaats waar grote ingrijpende gebeurtenissen doorheen trokken.
- Tonnis te Wiercamp is wel de oudst bekende naamgever van de Weerkamp-familie maar strikt genomen geen voorouder omdat we niet van de Weerkamps afstammen. ↩︎
- 1572 in de Achterhoek en Liemers – Natalya Staring en Willem Willemsen – 2022 – uitg. Erfgoedcentrum Achterehoek en Liemers ↩︎
- Boerenleed en boerenverzet in historisch perspectief – LinkedIn oktober 2022 ↩︎
- Opgaven van geleden oorlogsschade en schade vanwege doortrekkende troepen 1602-1761. Inventarisnummer 1335: jaren 1665-1666. Gelders Archief 0005 Staten van het Kwartier van Zutphen en hun Gedeputeerden. ↩︎
- Jan te Weerkamp is wrsch. geboren in 1639 en was de zoon van Tonnis te Wiercamp en Berentjen Boeiynck. Ze woonden op de boerderij die nu het adres Sikkinkweg 14 heeft. ↩︎
- De Rode Draad – een politiek historische roman. Henk Krosenbrink 2005. Uitg. Vereniging Het Museum ↩︎
- Een gedenksteken staat bij de Emmaschool ↩︎
- Waarschijnlijk gaat het om de naam Terbrack. Op Hessinghook no. 5 in Oeding (langs het ‘Kommiezenpatt’) wonen anno 2024 ook mensen met die naam. ↩︎
- Op de Stegge woonde Hendrika Willemina Wassink (1874-1961), de halfzus van opa Abraham Weerkamp. Zij was getrouwd met Hendrik Jan Wiggers op de Stegge. De gebeurtenissen rond de bevrijding zijn beschreven door J.G. Wiggers-Ros in een verhaal getiteld “de Stegge en haar bewoners” dat ze in 1979 schreef voor haar kinderen en kleinkinderen. ↩︎